Villa Julia

‘Kom eens naar mijn kamer, jongen.’ Een cliché-zin, misschien ook ooit wel gehoord door oud-leerlingen van het Sint-Franciscuscollege in de Wegvoeringstraat.

De Villa Julia, beter bekend als Het Kasteeltje, was sinds 1928 de woonst van de priesters-leraars. Oorspronkelijk was de villa eigendom van Alphonse Buysse, medestichter van de bloemmolens Buysse in de Molenstraat. Het gebouw en het interieur voeren ons mee naar het culturele gedachtegoed van de burgerij in de negentiende eeuw.

In 1868 stichtten Alphonse en Nestor Buysse, zonen van dokter Julianus Buysse en Maria Rosalia Leirens, De Molens van Wetteren in de tuin van hun ouderlijke huis. Het goed gestructureerde bedrijf floreerde en beiden konden het zich veroorloven een prachtige villa, zeg maar Château, te laten bouwen. De villa van Nestor stond in de Stationsstraat tegenover het herenhuis van de familie Lorré. De laatste bewoners waren niemand minder dan burgemeester Joseph Du Château en zijn vrouw Simonne Schepens, een kleindochter van Nestor Buysse. Du Château werd trouwens lid van de raad van beheer van De Molens van Wetteren. Na zijn spraakmakende ontslag als burgemeester in 1957 verliet hij Wetteren en de villa werd een jaar later tot de laatste steen afgebroken.

Vrijmetselarij

In 1892 kocht Alphonse de gebouwen en aanpalende gronden in de Zandstraat - nu Wegvoeringstraat - van weduwe Jeanne Patronile De Meyer- Haegelsteen. De oude gebouwen werden gesloopt en in 1894 verrees de villa. Alphonse Buysse was gehuwd met Blanche Lydie Malengreau. Hij behoorde tot de Franssprekende bourgeoisie van Wetteren. Hij was liberaal gemeenteraadslid van 1895 tot 1903 en lid van de liberale toneelbond Met Tijd en Vlijt. Men denkt dat hij ook lid van de loge was. De twee stijlen aan het ijzeren ingangshek zijn bekroond met een sfeer en zouden verwijzen naar de twee kolommen J (Jachin) en B (Bolaz), allebei symbolen van de vrijmetselarij. Die sferen kunnen zinspelen op het compagnonschap van de eigenaar. Na zijn dood in 1909 betrok zijn zoon Max met zijn vrouw Julia Baert - vandaar de naam villa Julia - en twee kinderen de villa. Op verschillende plaatsen, onder meer op de top van de voorgevel, op de achtergevel en in schouwmantels vind je de initialen MB (Max Buysse) terug. Max was een fervente autoliefhebber en de eerste automobilist in Wetteren. De nieuwste sportwagenmodellen ontgingen hem niet. Op 20 november 1912 werd hij dood aangetroffen in de biljartzaal van de villa. Geveld door een kogel. Moord? Zelfmoord? Men hield het bij de laatste stelling. Jarenlang deden allerlei geruchten en praatjes de ronde. Zijn weduwe en kinderen verkochten het 'château avec dépendances et jardin' in 1928 aan de vzw Bisschoppelijke Colleges en Gestichten van het Rechterlijk Arrondissement Dendermonde.

Heden is Villa Julia in gebruik als ontvangst-, vergader- en kantoorruimte. Op de gelijkvloerse verdieping bevindt zich het bureau van de directeur van het Sint-Gertrudiscollege en op de bovenverdieping is de conciërgewoning ingericht.

Neo-Vlaamse renaissancestijl

Villa Julia werd ontworpen door de Gentse architect Modeste De Noyette. Bouwheer Alphonse Buysse koos voor een stijl à la Renaissance Flamande die vooral bij liberale, burgerlijke en antikatholieke milieus in trek was. De renaissance wordt immers gelinkt aan de geuzentijd, de bloeiperiode van het humanisme en de reformatie. Je ontdekt in het interieur van de villa portretten van historische figuren die in de zestiende en zeventiende eeuw betrokken waren in de strijd om politieke en culturele onafhankelijkheid. De Spaanse overheerser was kop van jut. Ook oude Vlaamse spreekwoorden worden in overvloed als decoratief element aangebracht op de glasramen, de plafonds, de schouwen en de lambrisering. Het was toen bon chic, bon genre om te snoeven op het Nederlands en de Oude Vlaamsche Spreuken. Want de eigen cultuur stond na 1830 weer op een laag pitje en de Vlaamse burgerij snakte naar een heropstanding van haar roemrijke verleden. Ook de francofiele bouwheer had er blijkbaar oren naar. Oorspronkelijk stond er naast de villa nog een koetshuis met drenkplaats, een duiventorentje, twee serres en een siertuin. Alle bijgebouwen verdwenen door de herinrichting van het pand tot school.

Belvédère

De villa is gebouwd met natuur- en baksteen. De voorgevel telt vier traveeën (vlakken van een gevel die door de indeling daarvan als een eenheid beschouwd kunnen worden) onder een gecombineerd zadel- en lessenaarsdak. Het voorterras loopt over de hele breedte van de voorgevel. Helemaal aan het einde bevindt zich de dienstingang, waarlangs men vroeger de keuken en het dienstbodenverblijf bereikte.

Je betreedt het kasteeltje door een dubbele houten deur, opengewerkt met een glaspartij en traliewerk en een gekoppeld bovenlicht. Op de benedenverdieping zijn de ramen kruisramen, met uitzondering van het venster in de linkertravee dat omlijst is en bekroond met een fronton.

Vooral de eerste verdieping wordt benadrukt. Boven de hoofdingang was er een open balkon, een belvédère, dat steunt op Ionische zuilen. Dat open balkon is na de verbouwingen anno 1910 omsloten door een rondbogig raam. De beide ramen ernaast zijn voorzien van een zandstenen omlijsting met bovenbouw. Boven de travee met de voordeur troont een achthoekige toren. Rechts ervan is een topgevel gemetseld.

De linkerzijgevel valt op door de grote ramen die het open karakter van de benedenverdieping beklemtonen. Deze gevel is opgetrokken na 1910 en loopt uit op een puntgevel met zadeldak. De achtergevel - die veel van zijn cachet verloren heeft door de overkapping en verbinding met het secretariaat van het college - en de rechterzijgevel zijn zeer sober gehouden.

Weelderig interieur

Je komt in de hal via het voorportaal. Dat portaal is overdekt door een bakstenen kruisgewelf, links zie je een spreekkamer, rechts het bureau van de directeur van het college. De hal is ontegensprekelijk het knooppunt tussen alle vertrekken. Het plafond bestaat uit in rode baksteen gemetselde kruisribgewelven. De linkerhelft van de hal, vroeger de biljartzaal, is versierd met twee Ionische zuilen en een bogenarcade in het midden. Een schuinhellend glazen dak is verdwenen bij het verhogen van de muur. Een grote partij gebrandschilderd glas beslaat die ruimte. Dat glas was zwaar beschadigd door het oorlogsgeweld en werd in 1950 hersteld. Centraal bevat het nu het wapenschild van de patroonheilige van het college, Sint- Franciscus van Sales. Er zijn ook spreuken aangebracht, onder meer:

  • Man’s wijsheid en geduld met vrouwen dat kan het huys in ruste behouwen
  • Werk vereedelt luyheid verstompt
  • Handelt gij ’t pek krijgt gij een vlek

Boven de deur van de spreekkamer en de eetkamer is er een blinde oculus (klein rond venster) geplaatst. Door het optrekken van het linkerdeel van het gebouw kwam er met het verdwijnen van de gaanderij een extra ruimte bij boven de hal. Aan de rechterzijde bevindt zich de prachtige trappenhal. Een houten trap met smeedijzeren leuning. De eerste twee treden zijn uit zwarte marmer. 

Merkwaardig is het glas-in-loodvenster op de overloop, waarin een steenhouwershouweel op een molensteen, omgeven door een cartouche en korenaren, verwijst naar de medestichter van De Molens van Wetteren en de bouwheer, Alphonse Buysse. Naast de trappenhal loopt de gang naar de bediendenvertrekken in de zijvleugel. Een vleugel met woonplaats en keuken op de benedenverdieping en slaapkamers op de bovenverdieping. De afzonderlijke ingang voor het dienstpersoneel in de voorgevel is enigszins uitzonderlijk te noemen.

Pompeuze schouwen

Aan de achtergevel liggen de eetkamer en het salon. De eetkamer is verbouwd. Vroeger gaven vier deuren toegang tot de biljartkamer, de hal, het salon en de tuin. Door een recente opdeling ontstond er een gang tussen de eetkamer en het salon als verbinding tussen de hal en de achterdeur. Deze eetkamer is uitgewerkt in een zeer rijke neo-Vlaamse renaissancestijl. De lambrisering met gesculpteerde volkse Breugeliaanse tafereeltjes, de schouwmantel en het beschilderd cassettenplafond imponeren. De schouw bestaat uit een stenen onderbouw en een houten bovenschouw en is versierd met tegels in Delftse stijl. De traditionele blauwe kleur is vervangen door het purper op de wapenschilden. De afbeeldingen van een man met een zwaard en een vrouw met bloemen beheersen de onderbouw. Boven het haardvuur ontwaar je aan weerszij de Vlaamse Leeuw en de spreuk ‘Eygen heert is gout weert’. Op de houten bovenbouw lees je ‘Oost, West, thuys best’. En bovenaan is er een tableau van een man en een vrouw met steigerende paarden op leeuwenjacht.

De salon is hét pronkstuk van de villa. Het hout is er dominant aanwezig met een zeer decoratieve lambrisering en raamomlijsting, een cassettenplafond, een imposante schouwmantel en parketvloer. Je raakt verblind door de sculpturale kwaliteit. De wandpanelen dragen in hout uitgesneden hoofdjes. De schouw klimt van de vloer tot aan het plafond. De zware schouwboezem wordt gesteund door twee zuilen met Corintische kapitelen, bekroond met een vrouwen- en mannenhoofd. Purperkleurige tegels in Delftse stijl met een leeuwenmotief prijken op de achterwand. Op de bovenbouw vallen je ogen op een landelijk zicht met kerk en windmolen, uitgebeeld in Delftse tegels. Bovenaan wordt de schouw bekroond door vier gesculpteerde muzikanten met ertussen drie platen met de afbeeldingen van Marnix van Sint-Aldegonde, een Zuid-Nederlandse schrijver en politicus, Louise de Coligny, vierde echtgenote van Willem van Oranje, en Willem van Oranje, bijgenaamd Willem De Zwijger. De schouw in de keuken is met Delftse tegeltjes uitgewerkt.

De bovenverdieping, waar vroeger de kamers van de directeur en de priesters-leraars waren, is nu ingericht als conciërgewoning. De slaapkamer van het echtpaar Buysse met cassettenplafond en houten schouwmantel doet dienst als woonkamer.

Vakmanschap

Alle interieurschrijnwerk en houtsnijwerk is gecreëerd door de Wetteraar Séraphin De Maertelaere (1855-1928). Hij doorliep de lokale academie en verkreeg een studiebeurs om zich aan het Sint-Lucasinstituut te vervolmaken. In 1882 nam hij deel aan het Salon van Brussel, in Wetteren richtte hij ook de gelagzaal van het Posthotel in en de antichambre (het voorvertrek, de wachtkamer) van de woning Bombeke-Buysse. Omstreeks 1891 werd hij leraar aan de Sint-Lucasschool in Sint- Joost-ten-Node. Het gepolychromeerde beeld van Sint- Michiel in de Brusselse kathedraal blijft één van zijn markantste werken. Hij overleed in Schaarbeek. Ondanks de verbouwingen en de aanpassingen kan de sinds 15 oktober 2002 beschermde Villa Julia nog altijd bogen op haar authenticiteit en goed bewaarde vormgeving.

Villa Julia   Villa Julia

Contactinfo